KINDERKOPJES
De kinderkopjes voor de kromme
muur van zand- en bruine steen
met kruipend mos, tot brokkelende
leienrand, langs ‘den beslooten hof’.
Voorbij ‘het dael’ waarin de rustelozen
wonen; waar zielen kermen vaak terug
en uren wegen wee als dagen,
waar men hoort honderd klagen.
Die kinderkopjes dus; zij kloppen,
mopperen onder wielen.
Wij volgen hen het erf voorbij,
op weg naar rust (begijnerij);
nog even duwen dus.
Aan toegangspoort nodigt men uit:
‘comt in ... myn suster bruyt’.
Terug naar overzicht
Vind je dat er informatie over dit gedicht ontbreekt? Stuur een mail naar
info@straatpoezie.nl met de titel en locatie van het gedicht en de aanvullende informatie.