Ik lag den lieven langen dag
tusschen het bloeiend fluitekruid;
er zweefde een liedje voor mij uit,
nu hoort naar wat ik zingen mag:
Wie nooit den lieven langen dag
bij 't spiegelklare water lag,
zijn uur is kort, zijn vreugd heeft uit, -
want nimmer zag hij wat ik zag
tusschen het bloeiend fluitekruid.
Wie naar het klare water gaat
hem zullen de oogen opengaan,
want zeker zal hij hier verstaan
- geknield tusschen wat groeit en leeft -
hoe God het schoonste zingen geeft
bij water, bloeiend kruid en riet
om niet! -
Terug naar overzicht
Vind je dat er informatie over dit gedicht ontbreekt? Stuur een mail naar
info@straatpoezie.nl met de titel en locatie van het gedicht en de aanvullende informatie.