Geschater als een meisje schrok
van de griezel op onze stok.
In het vuilwit binnenste van bietenschedels
droegen we de geest mee op een stok.
Leven als een vlam, flakkerend achter open ogen,
bij ons blijvend tot de lengte van een kaars.
Opgenomen in geklep van klompen, wild licht,
lopend langs een weg die we niet kenden,
staken we het hoofd omhoog en keken om ons heen.
Waarheen we gingen, wist niet één.
Onze moeders riepen onze namen in het donker.
We stapten voort, onze tenen schurend
langs de binnenkant van klompen,
en lieten onverhoord haar bede, wachtten
tot haar stem, banger dan ooit voor duister
en kou, eenmaal verstommen zou.
Terug naar overzicht
Vind je dat er informatie over dit gedicht ontbreekt? Stuur een mail naar
info@straatpoezie.nl met de titel en locatie van het gedicht en de aanvullende informatie.