Zoals de snoeken in de droge spoorsloot staren
naar de regenbellen op het water boven.
Zoals in rode schemer eekhoorns beukennootjes rapen
onder weggehakte bomen.
Zoals naar voederkuilen die gegeten en vergeten zijn,
karresporen slingeren, langs kraaien bungelend
aan vergane draad.
Zo sta ik hier ginds te vissen.
Je kunt het zien als ik het zeg.
Achter de bomen rijdt een trein voorbij,
elzenkatjes kruipen uit hun knoppen,
een paard reikt over prikkeldraad naar gras.
Om wat onzichtbaar is te zien
en dan te zeggen: kijk, kwam ik hier.
Om weg te slikken wat ontbreekt, te wijzen
naar de niet te ziene gaten in het landschap.
Terug naar overzicht
Vind je dat er informatie over dit gedicht ontbreekt? Stuur een mail naar
info@straatpoezie.nl met de titel en locatie van het gedicht en de aanvullende informatie.