Er groeide in het bos een boompje,
De stam nog nauwelijks vertakt,
Maar iemand heeft met bruut geweld,
Er wreed op in gehakt.
Het boompje leek dodelijk gehavend,
Maar donker en diep in de grond,
Was een wortel in leven gebleven,
Die zicht of hij water vond
Het was op een dag in de lente,
Dat er schuchter wat groen verscheen,
En blaadje na blaadje ontvouwde,
Zich om de wonden heen.
Heel langzaam groeide het verder,
het stond er zo fier en blij,
Het keek naar de andere bomen,
En dacht: ik hoor er weer bij.
En eens stak het boompje, oh wonder,
Zijn takken weer hoog in de lucht,
Alsof het wilde zeggen: ik bloei weer,
en zie, ik draag tienvoudig vrucht!
Terug naar overzicht
Vind je dat er informatie over dit gedicht ontbreekt? Stuur een mail naar
info@straatpoezie.nl met de titel en locatie van het gedicht en de aanvullende informatie.