Toen de dam klaar was
begon het water te stijgen.
Kilte ving aan in de berg-
wand. De bomen begrepen
niet hoe zij stikten in wat
hen lief was. Vissen kwamen
te zwemmen in de wijngaard.
Schreeuwend breken mijn kinderen
het gladde watervlak. Ik wil
hen roepen: acht niet de pijn
van tekort, maar vrees de on-
keerbare kracht van teveel, hoor
mij, hoe ik roep, hoe ik keihard zwijg.
Zij maken fonteinen en regenbogen.
Zij lachen en luisteren niet, daar
aan de bovenkant van de diepte,
aan de overkant van de tijd.
Terug naar overzicht
Vind je dat er informatie over dit gedicht ontbreekt? Stuur een mail naar
info@straatpoezie.nl met de titel en locatie van het gedicht en de aanvullende informatie.