Aan u mijn groet, o Leidsch Studentencorps,
- U neusje van den zalm van alle corpses,
Wie u niet eert, dien acht ik óók geen lor
De tong, die u niet prijst, die moog verdorren!
Een lidmaatschap me is duizendmaal meer waard
Dan alle mooglijke andre lidmaatschappen
Die ergens iemand ooit verzon op aard.
Sinds gij er zijt, kon men de rest wel schrappen.
Al vijftig jaar, dat de eerste levenskreet
Uw borst ontsnapte, 't eerste Io vivatje,
Maar vruchteloos met zijn loep op uw blank kleed
Zoekt uitgeteerde nijd naar 't eerste spatje.
Laat zoeken hem gerust nòg vijftig jaar!
Helaas, zoolang zal ik er niet meer wezen.
Doch dat is minder, blijft de wereld maar
Uw leuze vlekloos op uw vaandel lezen.
Virtus, kracht, deugd, den grondslag van 't gebouw
Concordia, die allen bindt te zamen,
En fides - lest maar best - onschendbre trouw:
Houd vast die drie, en gij leeft eeuwig. Amen.
Terug naar overzicht
Vind je dat er informatie over dit gedicht ontbreekt? Stuur een mail naar
info@straatpoezie.nl met de titel en locatie van het gedicht en de aanvullende informatie.