Aldus spant Amsterdam de kroon,
Gerust in haren wal gezeten,
En groeit, door zegen van Gods troon,
In macht en rijkdom, ongemeten.
Voor duizend schepen te gelijk
Zet zij haar palen open,
Om d'oegsten van zoo menig rijk
Te levren en te kopen.
Geen Paradijshof draagt meer vrucht
Dan 't mastbos in dees waterlucht,
Hetwelk, een wonder om t' aanschouwen,
Alle eer en prijs te boven gaat.
Hier leeft de ziele van den Staat,
Om kloek 's Lands welvaart op te bouwen.
De Raad der Heren, aan het IJ,
Gedijt tot heil der burgerij.
Terug naar overzicht
Vind je dat er informatie over dit gedicht ontbreekt? Stuur een mail naar
info@straatpoezie.nl met de titel en locatie van het gedicht en de aanvullende informatie.