Was je maar bij me, de stad is zo kil.
de nevelen boven de grachten,
het schuifelen tussen de gevels,
de fietsers over het Smakkelaarsveld.
We zijn met onnoemelijk velen
en onze dagen zijn geteld.
Ik lig in het zoveelste trapportaal en ril.
Waar jij liep, hangt nu een leegte
en in die leegte vat ik kou -
en toch durf ik te wedden
dat er een rustplaats is onder de sterren
een dak van licht voor jou.
Terug naar overzicht
Vind je dat er informatie over dit gedicht ontbreekt? Stuur een mail naar
info@straatpoezie.nl met de titel en locatie van het gedicht en de aanvullende informatie.