Sloten vol groene paletten: uit elk duimgat
steekt een in gele verf gedoopte kwast.
Overhemden juichen op een achtererf. De wind
haalt zijn grove kam door het gras.
Achter een venster worden gezichten schoksgewijs belicht.
Alsof ze naar een reeks explosies staren.
Gelaten vreet vee, de kop naar beneê. De verte
is bepluimd met sproeiers die de aarde laven.
Een haas richt zijn oren. Het is de indiaan niet
die uit mijn jeugd geslopen komt.
Huiswaarts fiets ik. Zwijgend.
Zo komen er nooit vliegen in mijn mond.
Terug naar overzicht
Vind je dat er informatie over dit gedicht ontbreekt? Stuur een mail naar
info@straatpoezie.nl met de titel en locatie van het gedicht en de aanvullende informatie.