Een smalle gang door en het is plots
eeuwen vroeger, het hele pand geruisloos
teruggespoeld in de oude film van de tijd.
Elke stap uit het schrille nu te luid in het
rechte devote spoor van toen.
Vensters houden hun ogen winddicht,
deuren zwaaien vanzelf niet wijdopen,
bomen rillen verlegen van blad tot blad.
En onze stemmen met moeite gedempt
uit vrees voor de klank van de stilte,
de weergalm ervan in hartslag en hoofd.
We lopen in groep als verdwaalde passanten,
halen meewarig de schouders op. Hoe kon
men dit leven in ‘s hemelsnaam aan?
Opnieuw door de gang en nog onderweg
het spoor van het vrome ritme verloren.
Drukdoend en opgelucht duiken we weer
in het golvend gerucht van de stad.
Terug naar overzicht
Vind je dat er informatie over dit gedicht ontbreekt? Stuur een mail naar
info@straatpoezie.nl met de titel en locatie van het gedicht en de aanvullende informatie.