Wijd strekte hij zijn armen uit
Enorme wijzers
En sprak:
Ik ben uw klok
Ik ben uw tijd.
En sprak:
Ik ben uw eenzaamheid.
Ik ben
de roerdomp van uw spiegel
de schaduw van uw nieren
de zwerfsteen van uw woorden
de kikvors van uw dijen.
In nachten van kristal en kruizemunt
Heb ik de specht van uw verlatenheid
Vernomen.
In nachten van kristal en kruizemunt
Heb ik de wijzerloze klok
Van uw verlatenheid
Vernomen.
Ik heb de snavel van uw hart vernomen
Tegen de schalen
Van de nacht.
Zo heb ik u herkend.
In nachten van topaas en kamperfoelie
Heb ik de eindeloze karavaan
Heb ik de deinende kamelen van uw bloed
Gezien.
In nachten van topaas en kamperfoelie
Heb ik de stomme optocht van uw bloed gezien
Naar de verhangen einder
Van de nacht.
Zo heb ik u herkend.
Zo hebt gij mij herkend.
Het lemmet van een groene maan heeft uw voorhoofd
Geschonden:
Ik was uw wonde.
De hagel van een vreemd gelaat heeft uw asters
Geknakt:
Ik was uw koorts
De kotter van uw slaap heeft een verborgen rif
Geramd:
Ik was uw lek.
Zo hebt gij mij herkend.
Zo ben ik in uw bloed geënt:
Uw koorts
Uw lek
Uw wonde.
Ik
Uw
dichter.
Terug naar overzicht
Vind je dat er informatie over dit gedicht ontbreekt? Stuur een mail naar
info@straatpoezie.nl met de titel en locatie van het gedicht en de aanvullende informatie.