Een schatrijke tuin, die niemand betreedt,
bewaakt met honden, roofgierig wreed,
geen weet meer waarom, ook de meesters niet,
maar zelfs wie nadert wordt steeds bespied.
Wie omzichtig in het woud een voetstap zet,
hoort wachthonden hijgen. Zo is de wet
voor slaafse dienaars, krankzinnige heren:
wie deze tuin indringt, zal nimmer keren.
Terug naar overzicht
Vind je dat er informatie over dit gedicht ontbreekt? Stuur een mail naar
info@straatpoezie.nl met de titel en locatie van het gedicht en de aanvullende informatie.