Deze ezel heet Ambroos.
Hij drentelt langs hond en lam.
Tussen zijn saffraangele tanden
zit een halve boterham, ambrosia.
.
Vele meesters reden op zijn rug,
Heer Jezus, Heer Honger, Heer Dood.
Om zijn dagelijks brood
balkt hij: Glorie, gloria.
.
Op de vlucht naar een of ander Egypte
verloor hij onderweg de os, zijn vriend,
met wie hij redeneerde
over de stro, de kribbe, het kind.
.
Soms buigt een vreemde rouw
zijn pluizige kop nog verder naar voren.
De schuwte van de paria
in de wereld waarin ook wij dolen.
.
Waarom duldt hij onze grillen
als de vliegen in zijn wimpers,
de horzels op zijn billen?
Wat is het waarom van zoveel
nederige vrede? Herinnering aan Arcadia?
.
Al is Ambroos al eens duister en duivels
op zijn tijd en stond,
zijn ogen zijn de gewonde ogen
van de eeuwigheid.
Terug naar overzicht
Vind je dat er informatie over dit gedicht ontbreekt? Stuur een mail naar
info@straatpoezie.nl met de titel en locatie van het gedicht en de aanvullende informatie.