Er is geen woord voor missen, hoewel
ik het hoor in de merel die zingt
in de tuin waar jij niet bent. Geen woord
voor het mankeren van de dagelijkse
dingen; het snijden van brood, de zoete
stroop van simpele zinnen. Geen woord
voor de te ontberen belofte
dat er een eeuwig zal zijn. Dat jij
de enige zal zijn, dat ik een woord
vind waarin liefde past als mijn koude
lichaam in jouw winterjas. Je zat
laat op de avond in je stoel en zei
dat het voorbij was en ik vroeg me af
waarom ik geen woorden had, maar stuivend
zand licht als kruim, duin zonder pad.
Ik wist van kindsbeen af dat brood
geen weg bezat. Ver weg hoorde ik
vleugelslagen. Klap na klap. En jij zat.
Terug naar overzicht
Vind je dat er informatie over dit gedicht ontbreekt? Stuur een mail naar
info@straatpoezie.nl met de titel en locatie van het gedicht en de aanvullende informatie.