Lang liep ik met mijn fietsje aan de hand.
Het fietsen zelf leek mij falikant te falen.
Dat er aan mij geen eer viel te behalen
was het gevolg van een te goed verstand.
Eer een impuls uit wielen of pedalen
– zo dacht ik – in mijn denkdoos was beland
en doorgegeven naar mijn voet of hand
zal ik allang tegen lantaarnpalen.
Denkend ik kan het niet kon ik het niet
De tranen van mijn voetgangersverdriet
deden het nikkel al een beetje roesten.
Mijn ouders overlegden wat ze moesten.
Toen dacht ik: domoor, denk toch niet zo, zeg!
en reed als razend op mijn fietsje weg.
Terug naar overzicht
Vind je dat er informatie over dit gedicht ontbreekt? Stuur een mail naar
info@straatpoezie.nl met de titel en locatie van het gedicht en de aanvullende informatie.