Ik heb haar gezoend in het Hanengeschrei
Bij de automaat aan de Choorstraat
Terwijl ze garnalencroquetjes at
Of wat daar gewoonlijk voor doorgaat.
Er glommen lichtjes op haar lip
Van een eenzame oude lantaren
In de verte knarste de Zeistertram
En de avondwind woei door haar haren.
Ik zei tegen haar: 'Doe die lichtjes uit,
Anders sta ik niet meer voor mezelf in'.
En toen ze weer aangingen zette de Dom
het voorspel van kwart over elf in.
Voor deze zoen mag de duivel mijn ziel,
En mijn lichaam de schillenboer halen.
Ik proefde de eeuwige zaligheid
En een klein beetje ook de garnalen.
Terug naar overzicht
Vind je dat er informatie over dit gedicht ontbreekt? Stuur een mail naar
info@straatpoezie.nl met de titel en locatie van het gedicht en de aanvullende informatie.