Het kraakt tussen zijn laatste tanden.
Hij eet koek uit de trommel,
zijn hand een persiflage
op het snoepgrage, kortgehouden
knuistje van weleer.
Zijn stem zou hem verraden
als hij niet, verstand komt met de jaren,
gekozen had voor een alwetend zwijgen,
compaan van de o zo milde blik
die hem over de eeuw heentilt.
Hallelujah jutteperen zongen ze toen.
Er ruist langs de wolken een boer
op de fiets, hoe vind je zoiets.
De kleine durfal. De grote liederen
van revolutie, de ontaarde vergissing
vonden in hem geen stem.
Hij wist wel beter, verloor zich liever
in de lorem, een matig feestgedruis
en later de kraai en het kind,
het niet gezongen lied van letters
en strofen, het lek boven water.
Later dit alles, bijna tot nu.
Nu het kraakt uit de zoetekoeksdoos,
het knuistje dooraderd.
Terug naar overzicht
Vind je dat er informatie over dit gedicht ontbreekt? Stuur een mail naar
info@straatpoezie.nl met de titel en locatie van het gedicht en de aanvullende informatie.