De vroege voorjaarsdag was stil en koud,
De egale hemel nog te bleek voor regen,
En langs de vale, mensenloze wegen
Werd het hart zonder pijn en tijdloos oud.
Een glanzen water aan de kim, daarvoor
Een bomenrij en een versomberd weiland,
en op een lage heuvel als een eiland
't Verlaten kerkje, in de eenzaamheid te loor
- Hiertoe had dan het leven mij gevoerd:
Na veler zware dagen ommekomen,
Verteerd van daden, ondermijnd van dromen,
Dit land te aanschouwen, nauwlijks meer ontroerd.
Terug naar overzicht
Vind je dat er informatie over dit gedicht ontbreekt? Stuur een mail naar
info@straatpoezie.nl met de titel en locatie van het gedicht en de aanvullende informatie.