hier waak ik
met mijn tenen in het water
groot genoeg om vloed te breken
voldoende klein om te verdwijnen
in de oksel van een stad
tussen torens van bomen
sta ik op wacht
onder mijn versmalde oog
zag ik ze komen – in keurige kolonnes
hun wapens blinkend in de zon -
ik gaf geen krimp
ik barstte niet of boog
en zag ze ook weer gaan
meer dag en dauw wil ik hier plukken
als stenen hoeder van geblaat
trots en met verbeten trek
zal ik de palingschuiten groeten
de karpers en de kano’s
de honden en konijnen
ik zal er langer zijn
dan hen dan u
ik heb hier de eeuwigheid
u slechts een seconde
Terug naar overzicht
Vind je dat er informatie over dit gedicht ontbreekt? Stuur een mail naar
info@straatpoezie.nl met de titel en locatie van het gedicht en de aanvullende informatie.