Een haar om mijn staart,
mijn hand in mijn ketting
grond ligt op fiets,
ik hoor wat ge-ting.
Beetje allemaal wazig,
het draait wiel nog door,
heup in mijn pijnscheut,
gelach van kletsmajoor.
Handen zijn mijn ijskoud,
opgedaan wel muts,
fiets op een beetje lachen,
wat een gepruts.
Weg was de glad,
verwacht had ik wel,
in de winter gewoon,
het ging zo snel.
Een staart in mijn haar,
mijn ketting in mijn hand,
de fiets op de grond,
ergens in een koud land.
Terug naar overzicht
Vind je dat er informatie over dit gedicht ontbreekt? Stuur een mail naar
info@straatpoezie.nl met de titel en locatie van het gedicht en de aanvullende informatie.