Vandaag zal ik je vinden
in de wereld van de stad.
In ruiten, in rijen, in reppen
en meer; in jassen, op trappen,
met tassen. In alles wat ik zie
zie ik je. Hoe je uit mij loopt,
tot mij komt in middaglicht,
een vreemd gezicht. Ik zal je
treffen, raken, roepen. Zoals ik
je zie sta je. Je gezicht open,
je vingers verloren. Ik zal ze
voelen, vouwen, houden tegen
mijn hoopvol hart. Dat klopt,
eindelijk klopt nu ik sta waar
ik ben, schuchter op voeten
geschetst. Ik heb je gestroopt
van weg, van iets te wachten.
Ik heb je zoet belegd. Wie vindt
maakt terecht. Ik zeg je, waar
jij staat besta ik echt.
Terug naar overzicht
Vind je dat er informatie over dit gedicht ontbreekt? Stuur een mail naar
info@straatpoezie.nl met de titel en locatie van het gedicht en de aanvullende informatie.