Vanmorgen zag ik Van der Z in zijn Mercedes
op het plein staan wachten voor het stoplicht.
Stak mijn hand op, maar geen teken van leven.
Vreemd, ik keek toch recht in zijn gezicht.
Daarna bedacht ik dat hij al weet ik hoe lang
dood is, van de weg geraakt bij regen
en dat ik geen gevolg had gegeven
aan de uitnodiging het cremeren bij te wonen.
Een kuil in de grond, daar kan ik nog inkomen,
maar in Westerveld denk ik altijd aan Ondergang.
Een boer met een bruin rimpelhoofd
vol winst in een zwarte Mercedes
op weg naar de Beurs ongetwijfeld
(en van der Z had inmers een grijze).
Toch voelde ik tot ver in de dag
dat hij daarom deed alsof hij mij niet zag.
Terug naar overzicht
Vind je dat er informatie over dit gedicht ontbreekt? Stuur een mail naar
info@straatpoezie.nl met de titel en locatie van het gedicht en de aanvullende informatie.