In Vlaamse velden klappen rozen open
Tussen witte kruisjes, rij op rij,
Die onze plaats hier merken, wijl in ’t zwerk
De leeuweriken fluitend werken, onverhoord
Verstomd door het gebulder op de grond.
Wij zijn de Doden. Zo–even leefden wij.
Wij dronken dauw. De zon zagen wij zakken.
Wij kusten en werden gekust. Nu rusten wij
In Vlaamse velden voor de Vlaamse kust.
Toe: trekt gij u ons krakeel aan met de vijand.
Aan u passeren wij, met zwakke hand, de fakkel.
Houdt hem hoog. Weest gíj de helden. Laten de Doden
Die wij zijn niet stikken of wij vinden slaap noch
Vrede – ook al klappen zoveel rozen open
In zovele Vlaamse velden.
Terug naar overzicht
Vind je dat er informatie over dit gedicht ontbreekt? Stuur een mail naar
info@straatpoezie.nl met de titel en locatie van het gedicht en de aanvullende informatie.