Jan van Eyck op het Binnenhof

Bourgogne ontvangt Van Eyck
Der blijde verwen held

Een Koning heeft zijn hof
Aan ‘t Haagsche duin gesteld

Dichter(s): Onbekend

Locatie: Museumstraat 1, Amsterdam, Nederland

Taal: Nederlands

Datum geplaatst: 1885 (opening Rijksmuseum)

Opmerkingen of wetenswaardigheden: Op de gevel van de oostelijke vleugel, aan de kant van het Museumplein, gemakkelijk te zien vanuit de tuin, hangt een groot tegeltableau met het onderschrift: “Jan van Eyck als Peintre et Varlet de Chambre van Jan van Beijeren (Jean sans Piete) werkzaam op het Hof te s’Gravenhage tusschen 1422-1424.” Jan van Beieren (Jan zonder Genade) was vanaf 1418 –nadat hij zijn nicht Jacoba van Beieren, de rechtmatige erfgename, had verslagen– graaf Jan III van Holland, Zeeland en Henegouwen. Het tableau is ontworpen door de Oostenrijker Georg Sturm. Aan weerskanten ervan hangen twee teksten in stenen cartouches die samen een rijmpje vormen. Op 6 januari 1425 overleed graaf Jan. Van Eyck vertrok daarna uit Den Haag en werd al in mei hofschilder van Filips de Goede, hertog van Bourgondië. Hij zou vijf jaar aan het hof verblijven en naast het schilderen ook verschillende diplomatieke (of spionage) reizen uitvoeren voor de hertog. Het rechter deel verwijst naar het Binnenhof in ‘s-Gravenhage. De koning in kwestie was graaf Willem II (1228?-1256) die in 1248 gekroond werd tot (tegen-)koning van het Heilige Roomse Rijk. In de 19e eeuw meenden historici dat hij de stichter was van het kasteel in Den Haag. Tegenwoordig vermoedt men dat zijn vader, Floris IV, al delen had gebouwd. De Ridderzaal kwam pas tot stand onder zijn zoon, Floris V. In welke volgorde dienen deze regels gelezen te worden? Van links naar rechts, of chronologisch en dus van rechts naar links? De schrijver van deze versjes wordt nergens genoemd. Zou het Joseph Alberdingk Thijm kunnen zijn? Hij was secretaris van de commissie voor de stichting van het museum. Hij was dus nauw betrokken bij de bouw. Boven de ingang van de fietstunnel hangt een gedicht van zijn hand. In de hal van het Rijksmuseum (west-vleugel) prijkt een kwatrijn hoog aan de muur (vanaf de straat goed te zien). De helft van de tekst is van Vondel. Het tweede deel wordt toegeschreven aan Alberdingk Thijm. Pierre Cuypers, architect van het Rijksmuseum, was zijn zwager. Ook op Cuypers’ CS is Alberdingk Thijm met twee kwatrijnen aanwezig. Misschien heeft hij zijn pen dus ook geleend voor deze kortere, minder prominente versjes.

Meer info: - over het kwatrijn in de hal: https://neerlandistiek.nl/2013/04/rijksmuseum-geschiedjuweel

Terug naar overzicht
Vind je dat er informatie over dit gedicht ontbreekt? Stuur een mail naar info@straatpoezie.nl met de titel en locatie van het gedicht en de aanvullende informatie.