Klaagzang van de Boonesmolen
In de winterstorm ben ik bezweken.
Mijn bovenas brak als bordkarton.
Ze roofden me leeg, zonder pardon.
Die kaalslag viel niet af te smeken.
Onthoofd sta ik achter het perron,
Waar ik met de nek word aangekeken.
Ik bid steeds om een reddingsteken,
Maar vrees: dit wordt mijn eindstation.
Voorbestemd om de mens te dienen
Voedde ik vele monden in Weert.
(Ik was zo’n trotse maalmachine!)
Terwijl de stad me nu negeert
Verval ik lijdzaam tot ruïne.
Zeg me: wat deed ik verkeerd?
Terug naar overzicht
Vind je dat er informatie over dit gedicht ontbreekt? Stuur een mail naar
info@straatpoezie.nl met de titel en locatie van het gedicht en de aanvullende informatie.