het wemelt nog van winter, een tuinman
gaat de tijd met zaag en scharen te lijf,
snoeit het gewei van duizend herten uit
de bomen, is wegbereider van de zomer.
hij houdt het gras binnen de perken, wat
uit de hand loopt: tot de orde geroepen
duiven worden geacht geen zaden te pikken.
hij verzacht de groeipijnen. als de hemel
er nu nog op inspelen wil, vriendelijk
is voor al die schoonheden, belladonna's,
primuli, kleine pimpernellen, op tijd
wil sproeien, moet het in elke wandelaar
juichen. hij geeft hen tijd om tijd te
hebben. hoe lang is een uur voor een eik,
een eendagsvlieg, een mens ? de minnaars
gaan onder zilverlinde op schattenjacht.
Terug naar overzicht
Vind je dat er informatie over dit gedicht ontbreekt? Stuur een mail naar
info@straatpoezie.nl met de titel en locatie van het gedicht en de aanvullende informatie.