In 't midden staat de lindeboom
en geurt met zuver blad
dat haost gien wezen hef en dat
bij harfst zo zaacht verkleurt
zodaj de narven ziet
en hoe het leven was
in volle zömmertied.
De mèensken die hier woont.
rondom de lindeboom,
heur toal in toezen, van 't verleden
zo veul in 't ongerede,
zie ziet, as 't wil, as 't mag,
hoe as het was, hoe as het kwam.
Met in heur haand een lindeblad,
ziet zij de narf : Het neie pad.
Terug naar overzicht
Vind je dat er informatie over dit gedicht ontbreekt? Stuur een mail naar
info@straatpoezie.nl met de titel en locatie van het gedicht en de aanvullende informatie.