LINDENMOLEN *
triptiek
1/ Elegie (Schaffen, 1887)
Ik werd met lijf en leden
van de Doodsberg in Schaffen
naar Assent verscheept.
Ik ben een staakmolen,
ik wil maar één ding:
dat mijn wiekenas draait,
dat men hoort hoe ik zing …
2/ Het lied van de vang (Assent-Struikt, 1953)
Op de Mierenberg valt de Moedermolen stil:
geen wiek aan de waai, geen draai in de wind
want ze hebben de koppelingen stom gemaakt.
Alleen het gekreun blijft nog even bewaard,
in de kast en de vloer, in de trap en de rug van
de molenaar, die de laatste zakken naar buiten draagt.
3/ Canticum (Diest, 1960/2005)
Aan de Vest werd de molen weer opgebouwd,
jaren later, eind mei, op de wind gezet
op de heuvel – die wachtte zo lang:
op het fluitende rad,
op de komst van bezoekers
op zondag, die de trappen opgaan,
op een dolende uil,
op een oh en een ah …
STADSGEDICHT NR. 14 – JULI/AUGUSTUS 2012
ERIC VANDENWYNGAERDEN
____________
* Bouw- en herbouwjaren Moedermolen/Lindenmolen: 1742/1887/1960
Terug naar overzicht
Vind je dat er informatie over dit gedicht ontbreekt? Stuur een mail naar
info@straatpoezie.nl met de titel en locatie van het gedicht en de aanvullende informatie.