In haar eentje, spelend op 't strand,
bouwt ze luchtkasteeltjes,
schepje in de hand.
Met veels te grote slippers,
haren in de war.
Blik op oneindig,
ogen zo star...
Wie is zij? Klein meisje van vier?
Niemand die haar blijkbaar mist.
Wat doet ze eigenlijk hier?
Ik zie de golven komen,
wild rollend over haar heen.
Haar blik verzacht, ze lijkt te dromen en roept:
'Nu ben ik eindelijk niet meer alleen.'
Nog een laatste blik,
voordat ze verdwijnt
in de armen
van de tomeloze zee.
Nog even zwaait ze terug
en neemt al haar geheimen met zich mee...
In mijn eentje, lopend op 't strand,
tuur ik naar de einder
en neem
mijn schepje weer ter hand...
Terug naar overzicht
Vind je dat er informatie over dit gedicht ontbreekt? Stuur een mail naar
info@straatpoezie.nl met de titel en locatie van het gedicht en de aanvullende informatie.