Ziet men aan de dorenstruiken
’t Geurig roosjen niet ontluiken,
Lentes uitgezochten roem?
Ook distel, ook de netel,
Heeft haar plaats om Floreaas zetel,
Ieder braamsteng draagt haar bloem.
Ach, in alles is genieten;
Slechts het misbruik schept verdrieten.
Waarom grijpt ge woest in ’t rond?
Laat uwe oogen dankbaar weiden
Waar de schoonheên zich verspreiden;
’t Is niet al voor hand of mond.
Ieder zintuig heeft zijn waarde;
Ieder heeft zijn deel op aarde:
Riek het bloemtjen; smaak de vrucht;
Zie Natuur haar kleed schakeeren;
Hoor het boschchoor kwinkeleeren;
Voel den zoelen kus der lucht!
Waan niet, als een God der Goden!
Alles onder uw geboden;
Dienstbaar aan uw grilligheden!
Stervling, stel uw zwelgzucht palen;
Waar Gods weldaân op u dalen,
Wees met wat Hy schenkt te vreên
Terug naar overzicht
Vind je dat er informatie over dit gedicht ontbreekt? Stuur een mail naar
info@straatpoezie.nl met de titel en locatie van het gedicht en de aanvullende informatie.