o Dichtergeest, van wat al banden
hebt gij mij, armen knecht, verlost,
en, uit uw' handen,
wat heeft uw' dierste gunst mij weinig werks gekost!
Gij Godlijk wezen doet mij leven
waar menig andre sterven zou,
en ongegeven
is nog de groote gift waarom 'k u derven wou.
Gij zijt genezing, en de wonden,
de diepe, o wondre, toen gij, teer,
die hebt gevonden,
getint en toegetast, zijn gave en zonder zeer.
Hoe menig werf, hoe duizend malen
hebt Gij, o Geest, mij dit gezeid:
maar hoe verhalen?
'ik gevoel 't, en zuchte, eilaas, naar uw' welsprekendheid!
Terug naar overzicht
Vind je dat er informatie over dit gedicht ontbreekt? Stuur een mail naar
info@straatpoezie.nl met de titel en locatie van het gedicht en de aanvullende informatie.