De bosschen drijven op donker water.
De dag zinkt door het hooggeblaarte,
Met bundels schemer in de gewelven.
Stammen staan dun en spierwit te delven
In onderlagen van zwam en rag.
Luchtwortels duiken in sponzig drab,
Totdat zij tasten: water, geen grond;
In knoestigen klomp weer opgetrokken.
Tegen de boome' in hun knikken kronklen
Slangen, die slaap in dampen verslond
Terug naar overzicht
Vind je dat er informatie over dit gedicht ontbreekt? Stuur een mail naar
info@straatpoezie.nl met de titel en locatie van het gedicht en de aanvullende informatie.