Vijf boomvalken fel jagend op libellen,
al flitsend door de blauwe najaarslucht,
gevangen in een hoog en schril gerucht,
alsof ze kiewend glazenmakers tellen.
Hoog boven een gesteven, helder ven
drijven er wolken naar het ijle zuiden.
Alsof hier al herfstige klokken luiden,
roept er een korhaan zijn verloren hen.
We kijken naar het glijden van de tijden
en het verleden schikt zich in zijn lot,
zie naar het bruin der uitgebloeide heide,
de doodse takken, naakt tot op het bot.
Ik sta hier met de liefste aan mijn zijde:
geluk doet weer zijn uitgelezen bod.
Terug naar overzicht
Vind je dat er informatie over dit gedicht ontbreekt? Stuur een mail naar
info@straatpoezie.nl met de titel en locatie van het gedicht en de aanvullende informatie.