Moet ik rechts
moet ik links
moet ik terug
moet ik gaan
moet ik blijven?
Kon ik nu maar, kon ik nu maar
Had ik nu maar een grote moeder, een sterke vader,
een mij-kan-niets-gebeuren-kist, een suikerzoet
geslepen list. Was er maar geen weg. Had ik maar
geen sudderlap gekend, nooit de idee gehad:
de hemel is voor mij bestemd.
Wist ik mij maar uit het hoofd anders dan
in lijvige details. Kon ik nu maar, had ik nu
maar nooit geloofd in na de tocht het brood,
in zachte hand en met verstand en binnen is
de wereld die mij bewoont.
Ik kan er niets aan doen. Ik ben een mens
op voeten. Ik zal wel geloven moeten
in de barmhartigheid van bermen. Waar schapen,
schedels, schillen. Waar vretend vee. Ik zal
wel geloven moeten
in de glorie van de weggelaten weg,
waar de prins, het huis met rode pannen,
het verstaanbaar fornuis.
Moet ik rechts, moet ik links, moet ik terug,
moet ik gaan, moet ik blijven?
Afslaan! Er is licht. De bomen staan geslepen.
Overal is aarde tegen beter weten.
Terug naar overzicht
Vind je dat er informatie over dit gedicht ontbreekt? Stuur een mail naar
info@straatpoezie.nl met de titel en locatie van het gedicht en de aanvullende informatie.