Schuimkoppen, meeuwen,
de krant van gisteren met veel misbaar
over wat twintig jaar geleden
gebeurd had kunnen zijn –
het dobbert wit op grauwe golven,
alles verwisselbaar
voor de bijziende wandelaar.
*
Zo zeker te weten,
zo aan je roer te staan,
bril flikkerend in de zon.
En ik? Nagels vervuild,
toetsen gemist,
een opdracht vergeten.
*
Storm in de zon maakt water zo vrolijk,
de toppen van golven bijna zo wit
als de opbouw van schepen,
maar minder standvastig,
fantastisch veel minder
(al wacht op ieder schip de sloper,
blijft water altijd stromen).
*
Bij windkracht acht op de Ierse Zee
op de plecht van een bonkende boot
of in een flat aan het doodstille Wantij
met uitzicht op bevroren riet –
‘t is goed, je hoort daar te zijn,
iets anders is er niet.
*
Valavond. Nog één schip
verbreekt het stille water.
Het lijkt daarbij voorzichtiger te gaan
dan overdag.
Het water ligt maar even later
weer ongestoord
als was er olie op gegoten,
onzichtbaar en weldadig.
Onrust alleen bij de poëet
op zoek naar ‘t juiste woord.
*
V-vormig komen golven aan
van links, van rechts.
Ze kruisen elkaar bij de kade
en keren als w’s weer terug.
Terug naar overzicht
Vind je dat er informatie over dit gedicht ontbreekt? Stuur een mail naar
info@straatpoezie.nl met de titel en locatie van het gedicht en de aanvullende informatie.