Moe landschap ligt, door bromfietsen en bussen
vroeg in de zomer al van streek geraakt,
door een te grote stad murw gemaakt,
te welken in de herfstzon langs de lussen.
Van de te kromme stroom, die in de knusse
laaglandelijke rust zijn omloop staakt,
nu wel voorgoed aan lager wal geraakt
met weggetjes en weilanden ertussen.
Dit heet natuur. Hier zou het ware wezen,
aan de moderne mens geopenbaard,
hem drenken aan de oorsprong en genezen.
Ik acht het qua natuur geen stuiver waard,
maar vind het wel, hoe ook de rest mag wezen,
het meest verrukkelijke oord op aard.
Terug naar overzicht
Vind je dat er informatie over dit gedicht ontbreekt? Stuur een mail naar
info@straatpoezie.nl met de titel en locatie van het gedicht en de aanvullende informatie.