Soldaat en monnik
1.
De keizer zond me naar dit kille oord
om op de grens van water, lucht en aarde
te vuur, te zwaard in deze uiterwaarden
zijn rijk te hoeden, veilig, ongestoord.
De wester beukt met bui en golf op muren,
de landtong schuimt, het fort weerstaat, mij wacht
een vijand die de tijd verstaat, en lacht.
En dan het graf. Mijn sporen zullen duren.
2.
Gegeseld door dezelfde wind en regen
volg ik Arnoldus in de naam van vrede.
Getijden geven schamele gebeden
een hoge vlucht en brengen nieuwe zegen.
Het land gewonnen op de zee, het water
in kreken, schuimend bier, een aarden beker.
Ik wroet hier tussen zand en duin, verzeker
het leven voor de mens van eeuwen later.
Terug naar overzicht
Vind je dat er informatie over dit gedicht ontbreekt? Stuur een mail naar
info@straatpoezie.nl met de titel en locatie van het gedicht en de aanvullende informatie.