Tuingedagten, derde zang

...
Hier streelt de Krokus myn gezicht,
En Hyacint, wel waard te roemen,
Die op zyn' aangenaame bloemen
Schier 't allereerst ontvangt het lieve lentelicht;
Want God Apollo kan zyn liefde,
Die hem zo diep den boezem griefde,
En lichterlaaije zette in vlam,
Zo ras niet bluschen, noch die weelige oogen missen,
Waarom hy schielyk uit de vissen
Rent in het teken van den ram,
Om zynen troeteling te aanschouwen.
Maar , laas ! hy ziet op zyne blaân
Alleen een doodlyk teken staan,
Waarom hem Sparte liet een staatsietombe bouwen!
...

Dichter(s): Tielman van Bracht

Locatie: Heereweg 224, Lisse, Nederland

Taal: Nederlands

Relatie met locatie: bloembollenpoëzieroute

Initiatiefnemer: Adri de Roon

Boek: Tuingedagten; in zes zangen (1754)

Opmerkingen of wetenswaardigheden: fragment op de tegel: Hier streelt de Krokus mijn gezicht, / En Hyacinth, wel waard te roemen, / Die op sijn’ aangenaame bloemen / Schier 't allereerst ontvangt het lieve lentelicht Tielman van Bracht (1687-1720) was een niet bijster bijzondere dichter uit Dordrecht. Hij schreef dit gedicht over de tuin van Abraham den Back (of de Bak) (1682-1720), een vooraanstaand arts in Dordrecht. Die schreef zelf ook (gelegenheids-)gedichten (ongepubliceerd). Ze maakten beide deel uit van een literaire vriendengroep waar ook Arnold Hoogvliet toe behoorde. Buiten de Dordtse stadsmuren lagen begin 18e eeuw groentetuinen en bleekvelden maar ook buitenplaatsen, lusthoven en ‘speeltuinen’. Hier vonden de rijkere burgers van de stad rust en ontspanning. Den Back’s tuin lag aan de Breedeweg, nu de Singel, waarschijnlijk ergens tussen de Vriese- en de Sint Jorisweg, niet ver van herberg ‘Koningsplein’. Van Bracht schreef dit werk in 1715 en signeerde het op 20 maart. Ook de lovende voorrede van Hoogvliet is in dat zelfde jaar gedateerd. Uit niets blijkt dat het werk op dat moment onvoltooid was. Toch werd het niet onmiddellijk gepubliceerd en de uitgever van 1754 wijt dat aan het overlijden van de dichter. Dat is misschien een reden dat 1715 soms als van Bracht's sterfjaar wordt genoemd (zoals hier in Lisse). Van Bracht publiceerde echter nog in 1719 en wordt ook in twee verzen van Hoogvliet uit die tijd nog direct aangesproken. Uiteindelijk was het zijn neef, Herman van Bracht, die het gedicht in 1754 uit liet geven. De uitgever zegt het gedicht in zes zangen opgedeeld te hebben, maar die opdeling wordt in de tekst zelf ook al aangekondigd. Het was ongetwijfeld wel de uitgever die de inleidende samenvattingen heeft toegevoegd (op rijm), en nuttige wenken in de kantlijn plaatste. Gezien de lengte, 133 pagina’s, was dat bijzonder handig. Een hele schare planten en mythologische figuren komt in het gedicht voorbij; genoeg om er ook een index voor op te stellen. Het stukje over de hyacint (hierboven in zijn geheel te vinden) richt de aandacht vooral op de mythologische Hyacinthus. Dat was een Spartaanse jongeling en geliefde van de zonnegod Apollo. Bij een potje discuswerpen werd Hyacinthus fataal getroffen. Apollo was buiten zichzelf van verdriet. Van het verspilde bloed creëerde hij de hyacint. Op de bloemblaadjes schreef hij ‘αι’, wat in het Grieks helaas betekent. In Amyklai, ten zuidwesten van Sparta, werd Hyacinthus vereerd. Een grafheuvel ter plekke (nu een archeologische vindplaats) werd als de zijne beschouwd. Deze details verwerkte van Bracht in zijn tekst. Hij is daarmee niet de enige in Lisse die de teruggreep op de klassieke mythologie. Couperus, Poe en de Sainte-Maure deden hetzelfde.

Meer info: volledige gedicht: https://www.google.nl/books/edition/Tielman_van_Brachts_Tuingedachten/0xhcAAAAcAAJ

Terug naar overzicht
Vind je dat er informatie over dit gedicht ontbreekt? Stuur een mail naar info@straatpoezie.nl met de titel en locatie van het gedicht en de aanvullende informatie.