Tussen Spier en Wiester

Het regende zo zacht, maor ach wat zung de liester!
ik kuierde de weg - de straot van Spier naor Wiester,
een jonge ree, neisgierig, met amandelogen
sprung dartel daansend vort met arabeskenbogen.

De veenties in de heide, die leken grauw te kieken,
een beetien hemelsblauw, dát zul heur beter lieken
en in de stille bos zag ik an beide kanten
as trotse maharadja's, de kleurige fazanten.

En in de barkenbomen, daor buitelden de mezen,
lachten mij oet en tsjilpten: "Ja, wij verklaort bij dezen,
hij is beslist niet wies, die kerel in de regen,
dat is een vrömde mens, daor langs des Heren wegen!"

Maor ik gunk aal maor wieder en achtte niet de regen,
al glum het natte asfalt mij streng en recht integen:
want ach hij zung veur mij, allén veur mij, die liester,
daor an die stille weg, de straot van Spier naor Wiester.

Dichter(s): Roel Reijntjes

Locatie: Wijsterseweg, Spier, Nederland

Taal: Drents

Datum geplaatst: 6 februari 1998

Relatie met locatie: Het gedicht staat aan de Wijsterseweg (de weg tussen Spier en Wijster) en beschrijft de straat en het landschap rondom deze straat.

Initiatiefnemer: Gemeentebestuur. Gedicht is geplaatst ter gelegenheid van de 75e verjaardag van de Beiler dichter/conferencier.

Boek: Uit: 'De Speulman'

Meer info: Zie https://www.huusvandetaol.nl/letterkundig-archief/weg-tussen-spier-en-wijster-naar-hem-genoemd-eerbewijs-voor-drentse-dichter-roel-reijntjes-n-v-h-n-08-02-1983/ en https://www.geheugenvandrenthe.nl/reijntjes-roel

Terug naar overzicht
Vind je dat er informatie over dit gedicht ontbreekt? Stuur een mail naar info@straatpoezie.nl met de titel en locatie van het gedicht en de aanvullende informatie.