Wat huizen aan het oog weten te onttrekken: sporen
van palen, palen op rij, begraven wereld van leem
en hout. Scherven, ook hier, geluk is van alle tijden.
Ovens voor ijzer. Geen slak sneller dan een ijzerslak
zeg ik en kijk, een nederzetting ligt aan mijn voeten.
Ik zie mijn oude huis (wat zit daaronder, wat steekt
daarachter?) aan de overzijde, zoals het zich nooit
liet zien, vanaf deze plek die niet eerder een plek was
nu ook met buurkinderen van toen, hun eigen opa
en oma geworden, een soort reünie en niemand zegt
nee, je bent niks veranderd.
Waar bulldozers zich laten tegenhouden door
plastic linten stap ik ongemoeid het verleden uit.
Je stelt geen vraag (wil de echte Chamaaf opstaan)
je geeft hooguit antwoord in licht verbaasde retoriek:
gek hè die straat zoals die zich aan je openbaart.
Terug naar overzicht
Vind je dat er informatie over dit gedicht ontbreekt? Stuur een mail naar
info@straatpoezie.nl met de titel en locatie van het gedicht en de aanvullende informatie.