van hoge plafonds droomde ik, een gelijkmatige lichtinval vanuit het noorden
jij van een groene bank, misschien twee parkieten die overdag
vrij door het huis vliegen
niemand kent deze kosmos behalve wij
en de mens die dit gedicht leest en nog eens
in de eerste kringloopwinkel vonden we onze groene velours driezits
dat was geen toeval maar had zo moeten zijn
zoals hoe jouw hand exact om mijn borst past
deze bank is het vertrekpunt voor onze dagen
buiten op de magere brug staand of een willekeurige brug in een andere stad
het mag ook in een park maar wel stop ik mijn vinger, nat,
in jouw oor en lach breed. als teken van vergiffenis
plaats jij je lippen op de mijne
iedereen mag ons zien
zij die eenzelfde genegenheid kennen
zij die haar schuwen of vreemd zijn
niet omdat wij twee vrouwen maar omdat wij twee mensen
die kozen voor de goedkopere plakplinten met de belofte
dat als het folie loslaat we het meteen herstellen
onze pantoffels zullen niet kleven zoals de sokjes
die ik van mijn moeder kreeg, niet vuil zijn
jij en ik hebben oog ook voor het stof
boven op de hanglamp die van je vader is geweest
de mensen die ons zien mogen denken dat we geen plek hebben
en daarom op een brug traag durven kussen
maar wij weten van de ruimte buiten, het licht tasten en van de groene bank
die altijd op ons wacht thuis
Terug naar overzicht
Vind je dat er informatie over dit gedicht ontbreekt? Stuur een mail naar
info@straatpoezie.nl met de titel en locatie van het gedicht en de aanvullende informatie.