Ja, 'k wil en wensch my ook wel goederen,
Maar, die het recht my geven kon.
Doch wee den wroegenden gemoederen
Van, wien 't vergrijp zijn schatten won!
't Kan zijn dat snooden zich verrijken,
En vromen blijven zonder goed:
Maar woudt ge d' eersten wel gelijken,
En met hun ruilen van gemoed?
De rust duurt eeuwig van 't Geweten;
Maar 't goud is wuft en wankelbaar,
En mag dat ware rijkdom heeten,
Dat immer blootstelt aan gevaar?
Neen, rijk is hy, en meer dan Koning,
Die, zonder last van overvloed,
Een hut heeft tot geruste woning,
En wat het lichaam kleedt en voedt.
Wat kan hy meer, wat hooger, wenschen
Dan minlijke Egâ, dankbaar kroost!
Met dit de zaligste aller menschen,
Is hy wat de Almacht geeft, getroost.
Terug naar overzicht
Vind je dat er informatie over dit gedicht ontbreekt? Stuur een mail naar
info@straatpoezie.nl met de titel en locatie van het gedicht en de aanvullende informatie.