Waren de wilgen pilaren
van een kapel, de duiven
gelukkig en heilig geschilderd
aan het plafond, het water
gewijd in de vijver,
dan was ik Maria.
Was het dak fris lichthelder,
adem voor mussen, de zijbeuk
het pad dat leidt naar de tuinen
van Eden, nog nergens
een wijwaterbakje voor onreine
handen, dan was ik wel Eva.
Maar de lucht wordt gebroken
door ijzeren vogels, vooruitgang,
de stilte versproken door kennis.
Hier ben ik nodig, als teken
voor doelbewust leven,
een toonbeeld van stralende rust.
Terug naar overzicht
Vind je dat er informatie over dit gedicht ontbreekt? Stuur een mail naar
info@straatpoezie.nl met de titel en locatie van het gedicht en de aanvullende informatie.