De enige begrenzing is mijn hoofd
Dat mij twee bij twee in ‘t vierkant
Een bord ontbijt belooft en speurt
Voorbij het bed en de randen
Van de watertoren
Ik kijk uit over een stad
Die wakker worden moet
Met aan de voet
Een bad van zacht plateel
Dat ritselend laat horen
Waarom men slaapt
In het puntje van een watertoren.
Meer hoog dan breed
Slinger ik langs trappen
Om beter nog te snappen
Wat een voorbijganger al weet:
Dat het eerder hier spitsvondig
Een droomraket betreft
Dan het een Watertoren heet.
Terug naar overzicht
Vind je dat er informatie over dit gedicht ontbreekt? Stuur een mail naar
info@straatpoezie.nl met de titel en locatie van het gedicht en de aanvullende informatie.