Wildzang

Wat zong het vrolijk vogelkijn
dat in de boomgaard zat?
Hoe heerlijk blinkt de zonneschijn
van rijkdom en van schat.
Hoe ruist de koelte in 't eikenhout
en vers gesproten lof.
Hoe straalt de boterbloem als goud.
Wat heeft de wildzang stof.
Wat is een dier zijn vrijheid waard!
Wat mist het aan zijn wens,
terwijl de vrek zijn potgeld spaart,
o slaaf, o arme mens!
Waar groeien eiken t' Amsterdam?
O kommerzieke beurs,
waar nooit genoegen binnen kwam,
wat mist die plaats al geurs!
Wij vogels vliegen, warm gedost,
gerust van tak naar tak.
De hemel schaft ons drank en kost,
de hemel is ons dak.
Wij zaaien noch wij maaien niet,
wij teren op de boer.
Als 't koren in zijn aren schiet,
bestelt al 't land ons voer.
Wij minnen zonder haat en nijd
en dansen om de bruid,
onz' bruiloft bindt zich aan geen tijd,
zij duurt ons leven uit.
Wie nu een vogel worden wil
die trekke pluimen aan,
vermijd' de stad en straatgeschil
en kieze een ruimer baan.

Dichter(s): Joost van den Vondel

Locatie: Coördinaten: (52.35615920413393, 4.866250911658554)

Taal: Nederlands

Datum geplaatst: 2011

Vormgever: Anouk Vogel / Johan Selbing

Opmerkingen of wetenswaardigheden: De gebruikte strofe begint hier met ‘hoe ruist de koelte‘. Het gedicht ‘Wildzang’ was een ode aan het buitenhuis van de familie Hinlopen, Oud-Bussem. Eén van de huizen op het buiten heette Eickhof en Vondel’s tekst verwijst daar op subtiele wijze naar. Deze ‘waterhapper’ is te vinden bij de ingang vanaf de Koninginneweg. In het park zijn op nog zes andere plekken zulke dichtregels aangebracht. Twee daarvan komen ook uit ‘Wildzang’.

Naam invuller: Sybrand

Terug naar overzicht
Vind je dat er informatie over dit gedicht ontbreekt? Stuur een mail naar info@straatpoezie.nl met de titel en locatie van het gedicht en de aanvullende informatie.